Afgelopen woensdag krijg ik een appje van een cliënt die ik begeleid na het overlijden van haar partner: “Wil je mij zo snel mogelijk bellen, het gaat niet goed met mij!” Ik zie dat ik ook een gemiste oproep van haar heb. Ik heb haar twee weken geleden voor het laatst gezien. Ik bel haar meteen op. Ze is totaal over haar toeren, in tranen en ziet het allemaal niet meer zitten.
Sinds Corona ben ik gestopt met face 2 face gesprekken, de eerste week ben ik overgestapt op wandelcoaching. Maar toen de Corona maatregelen vanuit de overheid strenger werden, vond ik dat ik dat ook niet meer kon doen en heb ik me verdiept in online coaching. De meeste cliënten maken hier graag gebruik van en vinden de begeleiding ook online heel waardevol.
Rouw verdwijnt niet door corona, het wordt juist versterkt. Door het sociale isolement worden mensen die een dierbare missen met hun neus op de feiten gedrukt. Er is geen afleiding van verlies door school, werk, sport, afspraken met vriend(inn)en. Kijkend naar het duale procesmodel van Stroebe en Schut, dat uitgaat van een herstelgerichte deel en een verliesgerichte deel, is er in deze Corona periode vooral het verliesgerichte deel: de confrontatie met het verlies. Daarom vind ik het belangrijk om in deze tijd van sociaal isolement er voor mijn cliënten te zijn, al is het dan niet fysiek.
Ik maak een afspraak met mijn cliënt om te gaan wandelen. Deze mevrouw moet even uit haar deprimerende huis. Als ik bij haar huis aankom staat ze al klaar. Ze ziet bleek, met flinke wallen onder haar ogen. We lopen richting een park in de buurt op gepaste afstand. Mevrouw begint meteen te praten, over de eenzaamheid, de onmacht om iets te doen in huis, het verdriet dat haar overspoeld. Ze snottert: “Ik ben niet verkouden hoor, dit komt door dit alles”. Ze vertelt dat ze soms dagen alleen maar op de bank ligt, ze probeert te koken voor haar puberdochter, maar die zit met haar eigen verdriet en het contact verloopt momenteel moeizaam.
“Het ging juist beter met me voor Corona kwam, toen ging ik weer naar buiten, maakte afspraken en was weer een beetje aan het werk. En nu gebeurt dit. Het is net alsof je een ticket naar een tropisch eiland hebt gekregen en vervolgens pakken ze het weer af, terwijl je al op Schiphol stond… Het is zo oneerlijk, ik heb het gevoel dat ik niet meer leef, ik besta nog wel, maar ik leef niet meer. Mijn man zou dit niet gewild hebben, die zou zeggen dat ik door moest gaan met leven, maar ik weet niet hoe!”
Ik luister en laat haar praten, ook als ze het verhaal van voor af aan begint en vervolgens nog een keer hetzelfde vertelt. Ik blijf luisteren en erken haar in haar gevoel. Uiteindelijk is ze stil. We wandelen in stilte verder. Ik wijs op het waterhoentje dat in de sloot op een nest zit, op de jonge, groene blaadjes die zich openen aan de bomen, op de bloesem die in bloei staat. Mevrouw kijkt, knikt en zucht: “De wereld draait door, maar ik heb er geen oog meer voor. Vroeger kon ik er zo van genieten, gooide ik ’s ochtends alle deuren en ramen open als het mooi weer was en zat ik lekker in de tuin. Nu lig ik alleen maar op de bank.”
Ik vraag haar wat een haalbaar stapje voor haar is om de komende week te zetten. Al pratende komt ze uit op de deur van naar de tuin openzetten en iedere dag een kopje koffie drinken in de tuin als de zon schijnt.
We zijn weer terug bij haar huis. Mevrouw is zo dankbaar dat ik met haar heb gewandeld en naar haar heb geluisterd, ze voelt zich weer een beetje lichter. Met een armzwaai nemen we op gepaste afstand afscheid.