In mijn praktijk de Pleisterplek begeleid ik een jongen van 9 jaar, waarvan twee jaar geleden de oudere broer is overleden. Thuis zijn er af en toe uitbarstingen van verdriet en boosheid en op school zijn er zorgen qua leerontwikkeling. De jongen wordt bij mij aangemeld. Het is een vrolijke en sociale jongen. Hij vertelt over zijn gezin, zijn vrienden en zijn broer. Hij is dol op gamen. Als ik de tweede bijeenkomst dieper op zijn broer in wil gaan voel ik weerstand. Als ik dit benoem begint de jongen te huilen en zegt hij: ” Als ik over hem praat moet ik huilen, ik wil niet huilen. Ik wil alleen maar vrolijk zijn“. Hij wrijft gauw zijn tranen weg.
Ik vertel hem dat tranen heel helpend kunnen zijn. Dat er een soort ballonnetje in zijn buik zit, dat groter en groter wordt als hij zijn verdriet steeds wegduwt, totdat het ballonnetje knapt. Dan krijgt hij een uitbarsting.
Ik laat hem twee eilanden kiezen om hem het duale procesmodel met materiaal in kindertaal uit te leggen. Het duale procesmodel van Stroebe en Schut,1999 laat zien dat rouwen een slingerend proces is. Dit model gaat uit van de twee werkelijkheden die aandacht vragen in een rouwproces: de rouwende is een dierbaar iemand verloren en moet daarin een weg zien te vinden en tegelijkertijd is er het eigen leven dat verder moet gaan. Aan de ene kant heeft de rouwende tijd en ruimte nodig voor het verdriet en aan de andere kant vraagt het dagelijkse leven aandacht. Het is belangrijk dat beide kanten aan bod komen. Het ene is niet beter of slechter dan het andere; het gaat om het evenwicht ertussen. Gezond rouwen is heen en weer bewegen tussen de verliesgerichtheid en de herstelgerichtheid.
De jongen kiest geel (zand) voor het verdriet/verlieseiland en groen voor het blij/hersteleiland. Ik laat hem op het hersteleiland voorwerpen leggen waar hij blij van wordt. Fortnite, basketbal, skaten en het hondje van de buren uitlaten, daar wordt hij blij van. Op het verlieseiland zet hij zijn broer. Ik vertel hem dat het belangrijk is om op allebei de eilanden tijd door te brengen. “Oh, dus dan moet ik er een brug tussen bouwen“, zegt hij. En hij tekent spontaan een brug tussen de twee eilanden. Ik laat hem de slingerbeweging zien die je maakt, van verlieseiland, naar hersteleiland en weer terug. Soms blijf je wat langer op het ene eiland en dan ga je weer terug naar het andere. Ik vertel hem dat er mensen zijn die alleen maar op het verlieseiland kunnen zijn. “Ik niet”, zegt hij, “Ik ben alleen maar op het blije eiland, daarom moet ik zeker met jou komen praten”.